Wiscat Onderdelen
02 november 2022 

Wiscat Onderdelen

Ben jij bekend met de Wiscat rekentoets? Deze rekentoets is speciaal samengesteld voor de eerstejaars Pabo studenten door heel Nederland. De onderdelen van de Wiscat zijn erg divers. In je eerste jaar moet je de toets gehaald hebben, want anders zul je moeten stoppen met de opleiding. In totaal heb je drie pogingen om voor de Wiscat te slagen. Er bestaat zelfs een speciale Wiscat toets voor docenten. Eén van de belangrijkste onderdelen binnen de Wiscat toets is het hoofdrekenen. Hoofdrekenen op de pabo speelt een centrale rol. Hoe dit zo is gekomen? Omdat in het verleden is aangetoond dat het hoofdrekentalent van jongeren te wensen overlaat. Hoofdrekenen binnen Wiscat is één van de centrale pijlers van de toets. 


Inhoudsopgave: 

banner rekenen pabo pakket

Wat is de Wiscat toets?

Hoofdrekenen oefenen op de Pabo is belangrijk, want binnen de Wiscat speelt het een grote rol. Wiscat is eigenlijk een afkorting van “Wiskundig Computergestuurd Adaptief Toetspakket”. Deze rekentoets is voorplicht voor Pabo’s door heel Nederland. De toets bestaat sinds 2006 en is ontwikkeld door het Cito. Uit onderzoek enkele jaren eerder bleek namelijk dat een goede basisschoolleerling beter in staat was rekensommen op te lossen dan een veel oudere pabo-student. Dat is natuurlijk niet de bedoeling, aangezien die pabo-studenten later les gaan geven aan basisschoolleerlingen. Het niveau moest flink worden bijgespijkerd.

Opbouw en niveau van de toets:

De Wiscat bestaat uit meerdere onderdelen, die zijn vastgesteld op referentieniveau 3F. Dit houdt dat deze op hetzelfde niveau zitten als examenniveau Mbo en Havo. De Wiscat onderdelen zijn onder meer decimalen, breuken, meten en procenten. Sommige opgaven van de Wiscat toets maken geen onderdeel uit van niveau 3F (zoals kansberekeningen, sommen met informatieverwerking en rekenen met formules). Bovenal is het belangrijk dat je als Pabo student laat zien dat je in staat bent op voldoende hoog niveau te kunnen rekenen om hierin later ook les te geven. Als basisschoolleraar moet je bijzonder breed zijn onderbouwd.

Verhoudingen vragen:

Bij de Wiscat toets zal 30% van de vragen over basisbewerkingen gaan, nog eens 30% over meten en meetkunde, 30% over breuken, verhoudingen, procenten en decimalen en 10% over tabellen, grafieken, verbanden en andere vormen van kans, informatieverwerking en statistiek.

Wiscat Oefentoets: 

Neem een kijkje in de wiscat oefentoets, waar sta ik nu? Moet ik nog veel oefenen voor de wiscat of zijn er onderdelen die ik al onder de knie heb? Als je nog niet klaar bent, worden al de wiscat onderdelen voor je hieronder uitgelegd met beeldmateriaal. 

  Loading... 


Vermenigvuldigen

Vermenigvuldigen houdt in dat je de tafels (van 1 tot en met 12) kent en hiermee kunt rekenen. Vermenigvuldigen houdt in dat je steeds hetzelfde aantal optelt bij de totaalsom (bijvoorbeeld van 5 naar 10, 15, 20, 25, 5x5 = 25). Aangezien vermenigvuldigen commutatief is, kun je de rol van vermenigvuldiger en vermenigvuldiggetal omwisselen: zo is 5x10 precies evenveel als 10x5 (50). Vermenigvuldigen met 0 is onmogelijk. Vermenigvuldig je het getal met 1, dan blijft het aantal precies hetzelfde (bijvoorbeeld 1x1 blijft 1 en 100x1 blijft 100).

Delen: zo moet het

Delen is het omgekeerde van vermenigvuldigen. Net als bij vermenigvuldigen moet je voor Wiscat de tafels van 1 tot en met 12 kennen. Maar in plaats van bijvoorbeeld 10x12 bij elkaar op te tellen tot 120, moet je 120 delen door 10 (is 12). Bij vermenigvuldigen wordt de totaalsom steeds groter (tenzij je vermenigvuldigt met een getal kleiner dan 1) en bij delen steeds kleiner. De beste manier om delen uit te leggen is aan de hand van een taart of pizza: je verdeelt de pizza of taart in even grote stukken door het aantal mensen dat ervan gaat eten.
 


Breuken: zo werkt het

Een breuk bestaat uit een teller en een noemer. In het geval 3:4 is 3 de teller en 4 de noemen (of te wel: 3 delen van noemer 4). 3:4 kun je ook anders uitdrukken, bijvoorbeeld als 6:8. Zou je deze breuk omzetten naar procenten, dan kom je in beide gevallen uit op 75%.
 


Procenten: zo bereken je ze

De term procent komt uit het Latijn en betekent letterlijk “per honderd”. Een procent is dus het honderdste deel van het geheel. Gaat het om een onderdeel van een groter geheel, dan is het maximum altijd 100%. Bijvoorbeeld: heeft ieder één vijfde (1:5) deel van de taart, dan heb je vijf delen van 20% (samen 100%). Spreek je bijvoorbeeld van een groei, dan kan het totaal boven de 100% uitkomen. Stel dat er volgend jaar 5% meer leerlingen op je opleiding zitten. De hoeveelheid leerlingen volgend jaar ten opzichte van dit jaar komt dan neer op 105%.
 


Omtrek bepalen

De omtrek bepalen is het makkelijk als het om een vlak met hoeken gaat. Wil je de omtrek van een vierkant of rechthoek berekenen, dan tel je eenvoudig de lengte van alle vier de zijden bij elkaar. Bij een zes hoek moet je zes lengten bij elkaar optellen en bij een achthoek acht. Het komt ook weleens neer dat je de lengte van één of meer zijde niet weet. In de som zelf vind je dan genoeg informatie om eerst de ontbrekende lengte van de zijde(s) uit te rekenen.

Het wordt wat lastiger als je de omtrek van een cirkel moet bepalen. Een cirkel heeft geen zijden. Gelukkig bestaat hiervoor een simpel sommetje: de omtrek van een cirkel is de diameter x het getal Pi.



Machtsverheffen

Machtsverheffen komt neer op herhaald vermenigvuldigen. Je maakt hierbij gebruik van een grondgetal en een exponent. Een exponent van 2 betekent dat je het getal met zichzelf vermenigvuldigt (bijvoorbeeld 4x4 of 2x2, is het exponent 3? Dan doe je 4x4x4 of 2x2x2, enzovoort). Stel de lengte van A is 3 centimeter en de lengte van B 5 centimeter. Je kunt het kwadraat van C berekenen door
 


Pythagoras

De stelling van Pythagoras komt neer op A-kwadraat, plus B-kwadraat is C-kwadraat. Met deze stelling kun je de schuine zijde van een rechthoekige (hoek van 90 graden) driehoek berekenen. Stel de lengte van A is 3 centimeter en de lengte van B 5 centimeter. Je kunt het kwadraat van C berekenen door 3x3 plus 5x5 bij elkaar op te tellen. Pak nu de wortel van de som


Hoofdrekenen

Hoofdrekenen (dus zonder kladblaadje) is voor veel mensen erg moeilijk. Gelukkig zijn er enkele slimme technieken voor:

  • De Rijgmethode – moeilijke optelsommen of optreksommen kun je in kleinere sommen opdelen, bijvoorbeeld: 425-249 wordt 425-200 = 222, dan 225-40 = 185 en tot slot 185-9 = 176.
  • De Splitsmethode – haal de getallen uit elkaar die je bij elkaar optelt. 225 + 343 wordt 200+300 = 500, dan 25+43=68. 500 bij 68 is samen 568.
  • De Varia-methode – ook wel “handig rekenen” genoemd. Stel de som is 261 – 198. Je kiest dan voor 261-200 = 61. Daarna tel je er nog 2 bij op en kom je uit op 63.



Rekenen Pabo oefenen

Wil je Rekenen pabo oefenen? Doe dan de Pabo rekentraining. Met onze Pabo rekentraining kun je levenslang veel gebruikte onderdelen van de rekentoets oefenen. Op deze manier zorg je ervoor dat je automatisch beter gaat presteren op de rekentoets, door middel van herkenning van de manier van vraagstelling en door het oefenen van de stof op de juiste manier! Klik hier om verder te gaan naar de Pabo rekentraining.

rekenen pabo training
€ 137,-

€57,-

Pabo Rekentraining

Met deze exclusieve training bereid je jezelf in één klap optimaal voor op de rekentoets van de Pabo. Dit door middel van de juiste informatie in combinatie met de juiste oefeningen.